Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.
Bloedtransfusie voor kinderen van 8-16 jaar
Bij een bloedtransfusie krijg je extra bloed uit een zakje in je lichaam. Dit is bijvoorbeeld nodig als je een ernstig ongeluk hebt gehad, een (grote) operatie moet ondergaan of als je behandeld wordt voor bepaalde ziekten.
Afdeling
U kunt hiervoor terecht bij
Informatie
Wat zit er in een bloedtransfusie?
Bloed bestaat uit verschillende deeltjes: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Deze deeltjes zwemmen allemaal rond in een soort soep die we ‘bloedplasma’ noemen. Als je een bloedtransfusie krijgt, zit in het zakje bloed maar 1 van die deeltjes. Dat is het deeltje dat jij nodig hebt. Hieronder staat waar elk deeltje van het bloed voor nodig is.
Rode bloedcellen
Zij brengen zuurstof van je longen naar de rest van je lichaam. Zuurstof is nodig voor energie. De zuurstof wordt getransporteerd door hemoglobine in rode bloedcellen. Hemoglobine wordt ook wel Hb genoemd (spreek uit ‘Ha-Bee’). De arts bepaalt door het meten van het Hb of je rode bloedcellen voldoende zuurstof kunnen transporteren. Indien dit niet het geval is spreekt men van bloedarmoede. Je voelt je dan heel moe.
Bloedplaatjes
Als je een wondje hebt, regelen de bloedplaatjes dat het bloed daar snel stolt en een korstje maakt. ‘Stollen’ betekent dat het bloeden stopt. Als je te weinig bloedplaatjes hebt, krijg je snel blauwe plekken, neusbloedingen en kleine puntbloedinkjes van 1 millimeter groot (die zijn héél klein). De dokter kan meten hoeveel bloedplaatjes er in je bloed zitten. Vaak heeft de arts het dan over ‘trombocyten’ (spreek uit ‘trombosieten’) of ‘trombo’s’. Dat is een andere naam voor bloedplaatjes.
Witte bloedcellen
Zij zorgen ervoor dat bacteriën die in je lichaam komen, doodgemaakt worden. Als je te weinig witte bloedcellen hebt, word je sneller ziek. Transfusies van witte bloedcellen worden bijna nooit gegeven, omdat ze moeilijk te bewaren zijn buiten het lichaam.
Bloedplasma (of plasma)
Hierin zitten ook stoffen die het bloed helpen stollen en een korstje maken als je een wondje hebt. Als je heel erg veel bloed hebt verloren, krijg je een transfusie met plasma.
Waar komt het bloed van de transfusie vandaan?
Het bloed dat jij krijgt, komt van een ‘donor’. Dit is een gezonde volwassen man of vrouw die een beetje van zijn/haar eigen bloed heeft gegeven om zieke mensen te kunnen helpen. Iemand mag alleen maar bloed geven als hij of zij heel gezond is.
Bloed op maat
Het is belangrijk dat je bloed krijgt dat bij jou past. Op de bloedcellen zitten verschillende stickertjes. Die stickertjes noemen de artsen ‘ABO en Rhesus bloedgroep’. Niet iedereen heeft dezelfde stickertjes op zijn bloedcellen. Je moet dan ook geen bloed krijgen van iemand met andere stickertjes. Want dan gaat je lichaam deze bloedcellen met andere stickertjes afbreken. Dat is natuurlijk niet de bedoeling! Daarom neemt de arts vóór de transfusie een beetje bloed bij jou af om te kijken hoe jouw stickertjes (je ABO en Rhesus bloedgroep) eruit zien.
Voorbereiding
Vlak voordat je een bloedtransfusie krijgt, controleert de verpleegkundige nog een keer goed of het bloed inderdaad voor jou geschikt is.
Wat neemt u mee?
- Het aanvraagformulier dat je van de behandelend arts hebt gekregen en waarop het gewenste onderzoek is aangekruist.
- Een geldig identiteitsbewijs.
- Jouw afsprakenkaart. Als je nog geen afsprakenkaart heeft, kun je deze laten maken bij het Laboratorium Bloedafname of de polikliniek waar je onder behandeling bent. Dit duurt ongeveer 10 minuten.
Onderzoek
Een bloedtransfusie krijg je door een ‘infuus’. Een infuus bestaat uit een naald met daarin een heel klein plastic buisje. De naald wordt in je arm geprikt. Bijvoorbeeld in je hand, je elleboog of je onderarm. Het plastic buisje komt dan in een ader (dat is een buisje in je lichaam waar je bloed doorheen stroomt). De zak bloed wordt aan het infuus vastgemaakt en zo kan het extra bloed via het buisje jouw lichaam instromen.
Hoe lang een bloedtransfusie duurt wisselt:
- een zakje plasma duurt ongeveer een half uur;
- een zakje bloedplaatjes duurt 15 tot 30 minuten;
- een zakje rode bloedcellen duurt 1 tot 2 uur.
De verpleegkundige vraagt naar je naam en geboortedatum en controleert dit met de gegevens van het bloedproduct. Ook tijdens de bloedtransfusie controleert de verpleegkundige regelmatig je pols en temperatuur of er bijwerkingen zijn.
Na onderzoek
Als je tijdens of na de bloedtransfusie een van de onderstaande reacties krijgt, vertel je dit aan de verpleegkundige:
- koorts;
- koude rillingen;
- rode urine;
- huiduitslag.
Contact
Heeft u vragen? Neem dan contact op met het Laboratorium Bloedafname via 036 868 87 07. Het Laboratorium Bloedafname zit in de centrale hal van het Flevoziekenhuis (route 31) en is open van maandag t/m vrijdag van 7.30 tot 17.00 uur en op zaterdag van 9.00 tot 12.00 uur.