Verdoving

Er zijn verschillende vormen van verdoving:

Algehele verdoving (algehele anesthesie of narcose);
Ruggenprik (epidurale/spinale verdoving);
Regionale blokkade;
Plaatselijke verdoving (alleen het te opereren lichaamsdeel wordt verdoofd)

U bespreekt met de anesthesioloog welke vorm van verdoving het beste past bij uw operatie. Daarbij houdt hij rekening met de soort operatie en uw gezondheidstoestand. Dit gebeurt tijdens het preoperatief spreekuur, of vlak voor de operatie. Samen komt u tot een besluit. Voor sommige operaties is er geen keuze mogelijk.

Meer informatie over anesthesie (verdoving) kunt u vinden in de folder.

Belangrijk: Heeft u kronen of loszittende gebitselementen? Vertel dit aan de anesthesioloog.

Gebitsschade

Heel soms treedt bij de intubatie (het inbrengen van een buisje in de luchtpijp voor de kunstmatige beademing) schade aan het gebit op als deze onverwacht moeilijk is, of bij een slechte staat van het gebit. Daarom is het belangrijk dat u aan de anesthesioloog meldt of u kronen of loszittende gebitselementen heeft.

De anesthesioloog brengt u met een infuus in een diepe slaap. Alleen bij (kleine) kinderen wordt hiervoor nog een kapje gebruikt.

Als u eenmaal slaapt, blijft u in slaap door slaapmiddelen. Bij sommige operaties wordt een buisje in de luchtpijp aangebracht, waardoor u kunstmatig beademd wordt. Aan het einde van de operatie wordt de toediening van slaapmiddelen gestaakt. Kort daarna wordt u wakker.

Angst voor verdoving

Sommige mensen vinden het een beangstigend idee dat zij buiten bewustzijn worden gebracht. De vrees niet wakker te worden na de operatie of juist wel tijdens de ingreep leeft bij iedereen in meer of mindere mate. U kunt er echter van verzekerd zijn, dat u tijdens de operatie voortdurend wordt begeleid door goed opgeleid personeel en dat de belangrijkste lichaamsfuncties elke seconde in de gaten worden gehouden met behulp van moderne apparatuur. Hierdoor is de kans op complicaties zeer klein.

Na de operatie

Na de operatie wordt u overgebracht naar de uitslaapkamer (verkoever). Daar wordt u door gespecialiseerde verpleegkundigen, onder verantwoordelijkheid van de anesthesioloog, bewaakt en verzorgd. Zo nodig doen we bloedonderzoek ter controle. Uiteraard krijgt u pijnstilling. Pas als uw situatie stabiel is gaat u weer terug naar uw kamer op de verpleegafdeling.

Veel voorkomende vragen

Ik voel er toch niets van?

Nee. Tijdens de algehele verdoving voelt u niets. Wel kunt u bij regionale verdoving een gevoel van ‘druk’ of ‘trek’ in het operatiegebied ervaren.

Ik word toch niet wakker tijdens de operatie?

Nee, het belangrijkste onderdeel van algehele verdoving is het toedienen van slaapmiddelen. Door de uitgebreide bewakingsapparatuur kan de diepte van de verdoving nauwkeurig bepaald worden.

Mag ik de operatie zien?

Ja, als dat mogelijk is wel. Als u onder regionale verdoving wordt geopereerd, blijft u in principe wakker. U kunt bepaalde operaties, bijvoorbeeld een kijkoperatie aan de knie, via een monitor volgen.

Ben ik na een ruggenprik verlamd?

Ja tijdelijk. Bij een ruggenprik heeft u het gevoel vanaf ongeveer de navel verlamd te zijn. Soms kunt u uw benen of tenen nog bewegen; dit houdt niet in dat u ook pijn voelt.

Mag ik mijn eigen medicijnen blijven gebruiken?

Meestal wel. De anesthesioloog moet van tevoren weten welke medicijnen u gebruikt zodat hij/zij hier rekening mee kan houden. Neem uw medicijnen altijd mee naar het ziekenhuis op de dag van opname, zodat u samen met de anesthesioloog kan bespreken of u ze moet blijven gebruiken of niet.

Hoe lang moet ik in het ziekenhuis blijven?

Dat hangt van de operatie af. Uw behandelend specialist weet hierop het antwoord.